Interview
Arbeidsdiagnostisch onderzoek
Vanaf de start van de arbeidsrevalidatie heeft het arbeidsdiagnostisch onderzoek, toen nog het assessment arbeid, een prominente plek gehad in het aanbod. Het in kaart brengen van de arbeidsbelastbaarheid en de cognitieve en/of fysieke beperkingen staat hierbij centraal. Door de jaren heen is het onderzoek verder ontwikkelt en bestaat het team inmiddels uit vier arbeidsadviseurs en vier arbeidsonderzoekers. Hoe we dat doen? Harm Bakker, arbeidsonderzoeker van het eerste uur vertelt over het arbeidsdiagnostisch onderzoek en de rol van de arbeidsonderzoeker in het traject.
Kun je vertellen wat een arbeidsonderzoeker eigenlijk doet?
Na een ziekte of ongeval kunnen mensen blijvend beperkt zijn in hun functioneren. Als arbeidsonderzoeker breng ik in kaart wat iemands mogelijkheden en beperkingen zijn op het gebied van werk. Dat doe ik met een arbeidsdiagnostisch onderzoek. Zo’n onderzoek duurt 5 weken, waarin mensen twee dagdelen per week bij Zintens komen. In die periode ontwikkel ik een goed beeld van iemands mogelijkheden en beperkingen. Dat doe ik door ze diverse opdrachten en testen te laten uitvoeren en daarbij goed te kijken en te luisteren. Wie heb ik voor me, wat is zijn arbeidsverleden, zijn achtergrond, welke beperkingen zijn er? Aan het eind van een periode is duidelijk of iemand geheel, gedeeltelijk (of met aanpassingen) of niet meer kan terugkeren naar zijn werk.
Is zo’n onderzoek voor iedere cliënt hetzelfde? Doet iedereen dezelfde opdrachten?
Nee, ik zie mensen uit allerlei beroepsgroepen. Mensen die hele dagen met hun handen werken, maar ook mensen die vooral op kantoor zitten. Van rechter tot bouwvakker en alles ertussen, zeg ik altijd. Daarom pas ik zo’n onderzoek ook aan op die specifieke persoon, het letsel, en de werksituatie. Daarvoor heb ik ongeveer 80 opdrachten en tests van zowel theoretische als praktische aard. Een aantal daarvan zijn gestandaardiseerd en genormeerd. Hiermee kan ik voor elk opleidingsniveau een passend programma samenstellen. Zo’n 80 procent van de cliënten die wij zien hebben niet-aangeboren hersenletsel. Dus een groot gedeelte van de opdrachten heeft te maken met het krijgen van inzicht in het cognitief functioneren. Ik begeleid mensen voor en tijdens de opdracht en observeer hun functioneren. Dan bespreken we de opdracht na. Wat ging goed? Wat lukte niet? We kijken of mensen dat herkennen in andere situaties, zowel op het werk als ook privé. Als arbeidsonderzoeker maak ik de afweging wanneer ik een bepaalde opdracht aanbied. Presteert iemand anders op een bepaald gedeelte van de dag? Speelt vermoeidheid een rol? Op welk moment laat ik de cliënt opdrachten uitvoeren die confronterend kunnen zijn, die blootleggen waar grenzen liggen? Dat speelt allemaal mee.
Met wie werk je samen?
Bij Zintens werken vier arbeidsonderzoekers. Wij werken nauw samen met de vier arbeidsadviseurs. Voor elke cliënt vormen we een team. Het traject start bij de arbeidsadviseur die de intake doet, en externe contacten heeft met verwijzers of revalidatieteams van Klimmendaal. Na de intake start het Arbeidsdiagnostisch onderzoek (ADIO) van vijf weken, met daarin twee tussentijdse evaluaties die we met zijn tweeën doen. We bespreken dan de voortgang. Aan het einde van de 5 weken maakt de adviseur een uitgebreide rapportage voor de cliënt. Deze kan dienen om duidelijkheid te bieden naar bijvoorbeeld bedrijfsarts.
Wat maakt het werken bij Zintens nou zo leuk?
Ik heb fijne collega’s, een goed team waarin we allemaal voor kwaliteit gaan. Dat is enorm inspirerend. Wat verder uniek is aan Zintens is dat we naast kantoren en testruimtes ook een werkplaats hebben met machines en gereedschappen om hout en metaal te bewerken. Deze werkplaats kunnen we naast de theoretische en testopdrachten inzetten tijdens het ADIO. Daar kunnen we cliënten diverse praktische opdrachten laten uitvoeren. Daarin bieden we uiteraard goede begeleiding, veiligheid staat voorop. In een werkplaats zijn meerdere prikkels: andere mensen, machines die geluid maken, de radio staat aan. Het uitvoeren van een opdracht in die setting levert dus allerlei belangrijke informatie op. Ik kijk onder andere naar de grove en fijne motoriek, de fysieke beperkingen, concentratievermogen, of er oog is voor veiligheid, het verwerken van alle prikkels, en of cliënten leerbaar zijn. Elke opdracht bespreken de cliënt en ik samen na. We bekijken samen wat opvalt. Cliënten vinden ons traject confronterend maar vooral zinvol. Cliënten helpen met het opmaken van de balans en daarmee een goede volgende stap te maken, dat maakt mijn werk na al die jaren nog steeds zo boeiend.